De Big Five van de Alpen

Als je op safari-vakantie gaat, is de kans groot dat je de ‘big five’ wil gaan spotten: de vijf grootste dieren van de savanne. Maar ook in de Alpen kun je de Big Five tegenkomen: de alpenmarmot, de gems, de steenarend, het edelhert en de steenbok. Welke van deze vijf dieren kom jij tegen tijdens je bergwandeling?
De alpenmarmot
Dit grappig ogende knaagdier kom je op veel hoge almen tegen. De Alpenmarmot leeft in grote familiegroepen op open gebieden boven de boomgrens. Als je een marmot ziet, weet je dus bijna zeker dat er nog meer in de buurt moeten zijn. En als je er geen ziet, hoor je de piepjes waarmee de dieren elkaar waarschuwen voor naderend onheil wel. Daarna verdwijnen ze meestal snel in hun holen.
Wil jij marmotten spotten? Ga er ’s zomers vroeg op uit óf aan het begin van de avond. Marmotten schuwen de hitte van een warme zomermiddag. De kans dat je er ’s winters een tegenkomt is vrijwel nul. ’s Winters zijn de marmotten teruggetrokken in hun holen waar ze een dik half jaar slapen. Als je ze hoort, blijf dan rustig even staan en kijk even over je schouder. Vaak laten ze zich dan even zien.
De steenbok
De Alpensteenbok, ibex, is misschien wel hét symbool van de alpenbewoners. Wij bergwandelaars noemen elkaar ook weleens berggeiten. In de vorige eeuw was dit symbool van de bergen echter bijna uitgestorven, maar gelukkig zien we de alpensteenbokken weer steeds vaker over de ruige steenhellingen springen.
Als je steenbokken wil tegenkomen, trek er ’s morgens dan vroeg op uit, dan laten de steenbokken zich het beste zien. Vaak zie je ze lopen op graten en uitstekende rotspieken. Als je ze ziet, maak dan geen onverwachte bewegingen, want daardoor schrikken ze.
De gems
De gems is ook zo’n klauteraar. Dit dier heeft veel weg van de berggeit. In de vorige eeuw werd er nog veel gejaagd op de gemzen, maar inmiddels zijn de populaties zo goed als hersteld, waardoor ze nu weer te zien zijn in vrijwel het hele Alpengebied, maar bijvoorbeeld ook in de Jura, de Vogezen en in het Zwarte Woud. Leuk weetje: aan het begin van de twintigste eeuw zijn er op initiatief van de Oostenrijkse keizer Franz Jozef ook Oostenrijkse gemzen in Nieuw Zeeland uitgezet. Opvallend aan de gemzen zijn de lange oren en het feit dat hun vacht met de seizoenen mee kleurt. Van roodbruin of geelbruin in de zomer tot donkerbruin in de winter.
’s Morgens vroeg zijn ze het meest actief. Anders is de avondschemering een goed tijdstip om gemzen te spotten. Vaak zitten ze in de buurt van de boomgrens, maar op hele warme dagen zoeken ze verkoeling hogerop.
De steenarend
De steenarend is de koning van het luchtruim in de bergen. Met hun enorme spanwijdte van twee meter zweven ze hoog boven de dalen, op zoek naar prooidieren. Die prooidieren variëren nogal. Het kan gaan om marmotten en andere kleine knaagdieren, maar het kan ook gaan om jonge gemzen of steenbokken. De steenarend is dan ook een specialist in het vangen van prooien die veel groter en zwaarder zijn dan hijzelf.
Als je deze majestueuze vogel wil spotten, neem dan vooral een verrekijker mee. Die is sowieso handig als je wild wil spotten, maar als je een steenarend wil zien, heb je je verrekijker echt nodig. Het beste zie je ze in de vroege middag, als ze op de thermiek boven het dal cirkelen.
Het edelhert
Het edelhert komt ook in de Alpen voor, waar ze net als de gems en de steenbok goed uit de voeten kunnen. ’s Zomers trekken ze daarom ook naar gebieden boven de boomgrens en grazen ze op de almen. ’s Winters gaan ze het dal in. De edelherten zijn imposante verschijningen, zeker als het gewei van de mannetjes richting het najaar op z’n grootst is.
Trek er in de avondschemering op uit. Vooral in het najaar, als de herten bronstig worden, hoor je de mannetjes burlen. Als je dan op een rustige plek in het bos bent, kun je ze horen.